Baretemblemen en kraagspiegels.

Baretemblemen.

Baretemblemen bestaan uit een afbeelding van het embleem van het wapen, dienstvak, regiment of korps, geplaatst op een gesp in de vorm van een gestileerde W. De gespen zijn van gelijke grootte. De baretemblemen zijn voorzien van een achtergrondje in de kleuren van het wapen, dienstvak, regiment of korps. Uitzondering daarop zijn de eenheden van de 11 Luchtmobiele Brigade, HQ 1 (GE/NL) Corps, en eenheden onder de VN vlag. Die dragen het baretembleem zonder achtergrondje op de respectievelijk wijnrode, donkerblauwe, en lichtblauwe baret.

Door de jaren heen zijn er verschillende bevestigingen gebruikt aan het baretembleem. De eerste emblemen werden in 1947 met buiglippen geleverd die horizontaal werden gebogen. Vrij snel werd dit veranderd naar buiglippen die verticaal werden gebogen. Echter doordat de buiglippen erg kwetsbaar waren werd rond 1949/1950 besloten deze te vervangen door oogjes. De eerste baretemblemen die werden geleverd hadden oogjes die direct waren gesoldeerd op het embleem. Echter bleek ook dit erg kwetsbaar te zijn waardoor rond 1950/1951 werd besloten de oogjes te voorzien van voetjes. Doordat verschillende fabrikanten baretemblemen hebben geproduceerd zijn er ook onderlinge verschillen qua bevestiging. Zo zijn er oogjes met smalle en brede voetjes. En is onder verzamelaars ook de ‘Hoornse slag’ bekend. De baretemblemen met oogjes met plat geknepen voetjes die werden geproduceerd door de Hoornse Metaalwaren fabriek.

Van links naar rechts: Met oogjes direct. Oogjes met smalle platte voetjes. Oogjes met brede platte voetjes. NATO sluiting.

Ook zijn er vanaf de invoering van baretemblemen met oogjes verschillende bevestigingen om het baretembleem mee aan de baret te bevestigen. Tot 1972 werd doormiddel van een splitpen het embleem aan de baret bevestigd. Vanaf 1972 tot 1985 werd een verende sluitring gebruikt. In 1985 werd de NATO sluiting ingevoerd waarbij het baretembleem doormiddel van een plastic beugel wordt bevestigd.

Van links naar rechts: Messing splitpen. Verende sluitring. NATO sluiting.

Kraagspiegels.

Kraagspiegels worden gedragen op de jas DT en GLT. Ze geven aan bij welk opleidingsinstituut, wapen, dienstvak, regiment of korps de militair is ingedeeld. Ze bestaan uit een set van twee kraagpatten met daarop een ‘embleem tak van dienst’. Hetzelfde ‘embleem tak van dienst’ wat je ook terug vind op het baretembleem. Opper officieren dragen een langere kraagpat met aan de bovenzijde een goud- of zilverkleurige geschulpte rand. De garderegimenten Grenadiers en Jagers, en Fuseliers Prinses Irene, dragen afwijkende kraagspiegels in de vorm een rechtopstaand balkvormige kraagpat. Kaderleden mochten deze pas dragen wanneer zij zich na een inwerkperiode ‘gardewaardig’ hadden getoond.

Kraagspiegels zijn in gebruik sinds 1967 toen het twee kleurige DT werd ingevoerd. Daarvoor werden koperen schouderemblemen gedragen. Tot halverwege de jaren ’90, toen de dienstplicht er nog was en er nog veel reserve militairen waren, werden er door militairen die nog in opleiding waren tot reserve officier of reserve onderofficier kraagspiegels gedragen met respectievelijk een oranje en blauwe driehoek boven het embleem. Verder werd er tot in de jaren ’90 door militairen in opleiding tot onderofficier aan de Koninklijke Militaire School te Weert kraagspiegels gedragen met een gele lus over de gehele lengte van de kraagpat. Daarop werd dan het ‘embleem tak van dienst’ bevestigd. Deze werden gedragen gedurende de opleiding aan het daarbij behorende opleidingscentrum.